IJslanderwedstrijden #2: de klassenindeling
Naar aanleiding van het verslag over Ice Horse, rezen er enkele vragen bij de lezers van deze blog. Het wedstrijdsysteem van de IJslandersport blijkt namelijk nog niet zo vanzelfsprekend als je er niet bekend mee bent. Daar besloten wij iets aan te doen en daarom kun je hier de komende paar weken elke week een post verwachten over het hoe en wat binnen de IJslandersport.
Deze keer deel 2: de verschillende klassen binnen de IJslandersport.
De hierboven beschreven opbouw is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de dressuursport. Heel simplistisch gesteld aan de hand van dit voorbeeld, zou je beginnen in de B-dressuur (IJslandersportklasse D). Hier wordt weinig anders van de combinatie verlangd dan dat de oefening uitgevoerd wordt. Vervolgens in het L en het M (sportklasse C) worden de oefeningen complexer en wordt er meer gedragenheid verwacht. Via dan het Z/ZZ-licht (sport B) werk je je op naar het ZZ-Zwaar/Subtop (sportklasse A).
Per klasse verschillen de eisen van wat een combinatie moet laten zien. Zo mag de sport D vrij tempo tölt laten zien in de viergangen, waar dit voor de sport A en B vastgesteld is op langzaam tempo. En in bijvoorbeeld de vijfgangen, hoef je in de lagere klassen maar twee zijdes telgang te rijden, waarvan maar een halve zijde goed hoeft te zijn. In de hogere klassen rijd je drie zijdes, waarvan er twee goed moeten zijn.
Het niveau van een proef (en daarmee de sportklasse) wordt aangeduid met een nummer. V1 is de sport A klasse voor de viergangen, de V5 is sport D. F1 is de hoogste vijfgangenproef die wij kennen en daarmee sport A, F4 (sport C) is de laagste vijfgangenproef. In de vijfgangen kennen we geen sport D, omdat telgang gezien wordt als een onderdeel waarvoor men meer ervaren moet zijn.
In de töltproeven bestaat iets meer variatie, omdat de töltproeven ook een onderdeel lange teugel kennen. De T1 en de T2 zijn beiden sport A, T8 en T7 zijn sport D.
Kortom: hoe hoger het nummer, hoe lager het niveau van de proef.
Hierin verschilt de IJslandersport flink van bijvoorbeeld de dressuursport. In de KNHS-dressuur moet je een bepaald aantal winstpunten (die berekend worden aan de hand van de score van je proef) rijden in een klasse, voordat je verder mag naar de volgende klasse.
Momenteel is hier veel discussie over binnen de IJslandersport, maar met de huidige proeven blijkt het nog niet zo eenvoudig om hier een verandering in aan te brengen.
De jeugdigere ruiters kunnen het tegen elkaar opnemen in de Jeugdklasse. Elke sportklasse en elke proef kan in principe uitgeschreven worden voor de jeugdruiters. Een ruiter mag in de jeugd starten tot en met het jaar waarin de ruiter 18 jaar wordt. Ruiters jonger dan 16 jaar zijn verplicht te starten in de jeugdklasse. Vanaf 16 mag een ruiter er voor kiezen om tussen de volwassenen te starten.
Heb je nog vragen over de klassenindeling binnen de IJslandersport? Stel je vraag hieronder!
Deze keer deel 2: de verschillende klassen binnen de IJslandersport.
De verschillende sportklassen
De IJslandersport is verdeeld in vier verschillende niveaus, welke aangeduid worden als sportklasse. Voor de recreatieruiter is er de vrijetijdsklasse, ook wel sportklasse (of kortweg sport) D genoemd. Dit is de allerlaagste klasse, waarin de proeven weinig veeleisend zijn. Daarna komt de sport C. Hier wordt meer van de paarden en ruiters verwacht, maar nog niet op topniveau. Sportklasse C wordt opgevolgd door de sport B. Hier zijn de eisen strenger, je zit immers bijna op hét topniveau van de IJslandersport. Voor de fanatieke wedstrijdruiters is sportklasse A de ultieme droom; dit is de hoogste klasse die je binnen de IJslandersport kunt halen.De hierboven beschreven opbouw is vergelijkbaar met bijvoorbeeld de dressuursport. Heel simplistisch gesteld aan de hand van dit voorbeeld, zou je beginnen in de B-dressuur (IJslandersportklasse D). Hier wordt weinig anders van de combinatie verlangd dan dat de oefening uitgevoerd wordt. Vervolgens in het L en het M (sportklasse C) worden de oefeningen complexer en wordt er meer gedragenheid verwacht. Via dan het Z/ZZ-licht (sport B) werk je je op naar het ZZ-Zwaar/Subtop (sportklasse A).
Bernette en Grýla in een viergangenproef.
(BCD-wedstrijd, Breidablik 2015)
|
De eisen van iedere sportklasse
Per klasse verschillen de eisen van wat een combinatie moet laten zien. Zo mag de sport D vrij tempo tölt laten zien in de viergangen, waar dit voor de sport A en B vastgesteld is op langzaam tempo. En in bijvoorbeeld de vijfgangen, hoef je in de lagere klassen maar twee zijdes telgang te rijden, waarvan maar een halve zijde goed hoeft te zijn. In de hogere klassen rijd je drie zijdes, waarvan er twee goed moeten zijn.
Het niveau van een proef (en daarmee de sportklasse) wordt aangeduid met een nummer. V1 is de sport A klasse voor de viergangen, de V5 is sport D. F1 is de hoogste vijfgangenproef die wij kennen en daarmee sport A, F4 (sport C) is de laagste vijfgangenproef. In de vijfgangen kennen we geen sport D, omdat telgang gezien wordt als een onderdeel waarvoor men meer ervaren moet zijn.
In de töltproeven bestaat iets meer variatie, omdat de töltproeven ook een onderdeel lange teugel kennen. De T1 en de T2 zijn beiden sport A, T8 en T7 zijn sport D.
Kortom: hoe hoger het nummer, hoe lager het niveau van de proef.
Bernette en Grýla in de T7, de töltproef voor de sport D. (Sunnanvindur Outdoor, Langegracht 2015) |
Wanneer rijd je in welke sportklasse?
Om deel te kunnen nemen in een bepaalde klasse, hoef je in de IJslandersport geen winstpunten of puntentotaal bij elkaar te hebben gereden. Uitzondering hierop is de sport A. Om in de sportklasse A te mogen starten, moet je in de sport B van dezelfde proef twee keer hoger dan een 6 gemiddeld hebben gereden. Dus als je in de töltproef én in de viergangenproef sport A wilt gaan starten, zal je voor zowel de töltproef als de viergangenproef in de sport B minimaal twee keer een 6 gereden moeten hebben. Voor de lagere sportklassen geldt deze regel niet; men mag min of meer zelf het niveau inschatten en aan de hand daarvan een proef kiezen die geschikt is voor de combinatie.Hierin verschilt de IJslandersport flink van bijvoorbeeld de dressuursport. In de KNHS-dressuur moet je een bepaald aantal winstpunten (die berekend worden aan de hand van de score van je proef) rijden in een klasse, voordat je verder mag naar de volgende klasse.
Momenteel is hier veel discussie over binnen de IJslandersport, maar met de huidige proeven blijkt het nog niet zo eenvoudig om hier een verandering in aan te brengen.
De jeugdigere ruiters kunnen het tegen elkaar opnemen in de Jeugdklasse. Elke sportklasse en elke proef kan in principe uitgeschreven worden voor de jeugdruiters. Een ruiter mag in de jeugd starten tot en met het jaar waarin de ruiter 18 jaar wordt. Ruiters jonger dan 16 jaar zijn verplicht te starten in de jeugdklasse. Vanaf 16 mag een ruiter er voor kiezen om tussen de volwassenen te starten.
Heb je nog vragen over de klassenindeling binnen de IJslandersport? Stel je vraag hieronder!
Reacties
Een reactie posten